De Aanbestedingswet is medio 2016 ingrijpend herzien, maar staat nu alweer in de steigers. Op 21 december 2017 hebben de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gezamenlijk een wetsvoorstel ingediend dat strekt tot wijziging van (onder meer meer) de Aanbestedingswet.
Met het wetsvoorstel is enkel beoogd wetstechnische gebreken en leemten te herstellen en ‘andere wijzigingen van ondergeschikte aard’ aan te brengen, maar (waarschijnlijk onbedoeld) brengt het wetsvoorstel ook een inhoudelijke wijziging mee.
Artikel 2.87 lid 1 sub h van de Aanbestedingswet biedt de aanbesteder – kort samengevat – de mogelijkheid een ondernemer die zich bij het verstrekken van informatie in een aanbestedingsprocedure in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen, uit te sluiten van deelneming aan een aanbestedingsprocedure. Aangenomen wordt (zie bijv. advies 386 van de CvA) dat de aanbesteder gedragingen die zich hebben voorgedaan bij eerdere aanbestedingsprocedures niet in beschouwing mag nemen bij het toepassen van deze facultatieve uitsluitingsgrond (onder omstandigheden kan een valse verklaring bij een eerdere aanbestedingsprocedure wel een ‘ernstige beroepsfout’ opleveren, maar dat terzijde).
Het genoemde wetsvoorstel brengt hier verandering in. Aan artikel 2.87 lid 2 van de Aanbestedingswet zal een nieuw onderdeel worden toegevoegd. Dit onderdeel bepaalt dat de aanbesteder bij het toepassen van de facultatieve uitsluitingsgrond ‘valse verklaringen’ gedragingen in beschouwing mag nemen die zich in een periode van drie jaar voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van een verzoek tot deelneming of een inschrijving hebben voorgedaan.