Artikel 2.114 lid 1 van de Aanbestedingswet bepaalt dat de aanbestedende dienst de opdracht gunt op basis van het criterium ‘de beste prijs-kwaliteitverhouding’ (BPKV). De aanbestedende dienst mag hiervan afwijken en gunnen basis van ‘de laagste prijs’, maar dan moet hij de keuze voor dit criterium wel motiveren in de aanbestedingsstukken. De Aanbestedingswet geeft geen antwoord op de vraag welke omstandigheden gunnen op basis van ‘de laagste prijs’ kunnen rechtvaardigen.
De Commissie van Aanbestedingsexperts geeft in advies 224 richting. De CVA knoopt daarbij aan bij een vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland.
De CVA overweegt dat gunnen basis van het criterium ‘de laagste prijs’ is toegestaan, wanneer gunnen op basis van EMVI (thans BPKV; de zaak betreft een aanbesteding onder de oude Aanbestedingswet) ondoelmatig is. De keuze voor een EMVI is ondoelmatig, als daarmee gelet op de omstandigheden van het geval naar verwachting onvoldoende ruimte is te creëren om marktpartijen uit te dagen om met innovatieve en duurzame oplossingen te komen. De aanbestedende dienst zal alle relevante omstandigheden moeten afwegen. Hij zal volgens de CVA in het bijzonder moeten letten op:
In de aanbestedingspraktijk komen met regelmaat korte standaardclausules voor als motivering voor de keuze van ‘de laagste prijs’ als gunningscriterium. De kans dat dergelijke standaardclausules de toets van de CVA doorstaan is niet groot. Een gelegenheid om de motivering in de nota van inlichtingen toe te lichten is er volgens de CVA niet. Het is dus zaak de motivering direct in de aankondiging van de opdracht of het bestek op de opdracht toe te spitsen!