Ondernemers klagen weleens dat aanbesteders te weinig gewicht toekennen aan criteria die zien op kwaliteit, waardoor prijs uiteindelijk de doorslag geeft. In een recente zaak bij de Rechtbank Overijssel vond een ondernemer dat juist te veel gewicht was toegekend aan het criterium kwaliteit. Welke regels gelden voor het bepalen van de verhouding tussen prijs en kwaliteit?
De zaak ging over een Europese openbare aanbestedingsprocedure voor het sluiten van een raamovereenkomst voor leveren en onderhouden van materieel voor gladheidsbestrijding. Het gunningscriterium was de ‘economisch meest voordelige inschrijving’ (tegenwoordig ‘beste prijs-kwaliteitverhouding’). De aanbesteder hanteerde de systematiek ‘Gunnen op Waarde’. De aanbesteder kende op kwalitatieve criteria rapportcijfers toe, die in fictieve bedragen werden omgezet. Het totale fictieve bedrag werd vervolgens van de inschrijfprijs afgetrokken. Hierdoor ontstond een vergelijkingsprijs. De opdracht werd gegund aan de inschrijver met de laagste vergelijkingsprijs.
Een verschil tussen een 8 en een 10 (een 9 kon niet worden toegekend) op de kwaliteitscriteria kwam tot uitdrukking in een (fictief) prijsverschil van € 980.000,-. De geraamde waarde van de opdracht lag tussen € 2.500.000,- en € 3.000.000. Een ondernemer die belangstelling had voor de opdracht, stelde dat hierdoor een klein kwaliteitsverschil niet goed te maken was met een lage prijs. Hij vond dit onverenigbaar met het gunningscriterium de ‘economisch meest voordelige inschrijving’, waarbij de verhouding tussen prijs en kwaliteit bepalend zou moeten zijn.
Volgens de voorzieningenrechter moet zowel kwaliteit als prijs deel uitmaken van het gunningscriterium de ‘economisch meest voordelige inschrijving’. Er zijn geen regels over de concrete verhouding tussen beide criteria. De voorzieningenrechter overweegt dat de aanbesteder veel vrijheid heeft bij de invulling van de gunningscriteria. De aanbesteder mag aan kwaliteitscriteria substantieel meer gewicht toe te kennen dan aan prijs.
Uit een analyse die de aanbesteder had laten maken bleek dat er voldoende ruimte was om een lagere score op kwaliteit te compenseren met een lagere prijs. Zowel kwaliteit als prijs speelde dus een rol bij de vergelijkende beoordeling van de inschrijvingen. De aanbesteder had uit oogpunt van de risico’s bij gladheidsbestrijding veel gewicht toegekend aan kwaliteit. Dit viel volgens de voorzieningenrechter binnen de vrijheid van de aanbesteder bij de invulling van de gunningscriteria.