De raamovereenkomst is een geliefd inkoopinstrument onder aanbestedende diensten. Zolang de werkelijke afname niet totaal uit de pas loopt met de geprognotiseerde hoeveelheid, zijn opdrachten efficiënt én rechtmatig op basis van de gesloten raamovereenkomst te gunnen, zo is de gedachte. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) perkt de flexibiliteit van de raamovereenkomst in een recente uitspraak in.
Een raamovereenkomst legt de voorwaarden vast voor in de toekomst te verstrekken opdrachten, “met name wat de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid betreft”, zo volgt uit de definitie van een raamovereenkomst. Hoewel de woorden “in voorkomend geval” anders suggereren, is de aanbestedende dienst volgens het HvJ EU verplicht bij aanvang van de aanbestedingsprocedure opgave te doen van de maximale hoeveelheid leveringen en diensten waarop de raamovereenkomst betrekking heeft. Zodra de maximale hoeveelheid is bereikt, sorteert de raamovereenkomst geen effect meer, aldus het HvJ EU. De aanbestedende dienst zal de raamovereenkomst dan opnieuw moeten aanbesteden.
Aanbestedende diensten zijn alleen verplicht de maximale hoeveelheid leveringen en diensten in de aanbestedingsstukken op te nemen. De exacte hoeveelheid af te nemen leveringen en diensten hoeft niet te worden vastgelegd. De gevolgen van het arrest van het HvJ EU voor de aanbestedingspraktijk zijn dus beperkt. Misschien is de verleiding groot de maximumhoeveelheid op een irreëel hoog aantal vast te stellen, om hoe dan ook te voorkomen dat dit aantal wordt bereikt en de raamovereenkomst nog voor het einde van de looptijd opnieuw moet worden aanbesteed, maar deze strategie kan in mijn ogen niet door de beugel en is daarom af te raden.