In juni 2021 wees de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant een zeer discutabel vonnis. Hij oordeelde dat de aanbestedende dienst een inschrijving die hoger was dan zijn raming als onaanvaardbaar hoog mocht aanmerken en de betrokken inschrijver van deelname van de aanbestedingsprocedure mocht uitsluiten, ook al was in de aanbestedingsstukken geen plafondbedrag of maximumbudget opgenomen. Deze uitspraak is – terecht – fel bekritiseerd. Dat weerhield een aanbestedende dienst er niet van hetzelfde kunstje toe te passen.
Daar steekt de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag gelukkig een stokje voor. Hij herinnert aan de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijke behandeling en transparantie. Het transparantiebeginsel heeft tot doel om te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen. Het brengt mee dat alle voorwaarden en modaliteiten van de gunningsprocedure op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze in de aanbestedingsstukken worden geformuleerd.
In de aanbestedingsstukken was geen maximumbudget opgenomen. Hierin was weliswaar bepaald dat de op te geven bedragen in inschrijvingsstaat realistisch moeten zijn en in een redelijke verhouding moeten staan tot de aard en de omvang van de te verrichten werkzaamheden, maar hieruit blijkt niet duidelijk en ondubbelzinnig dat de aanbestedende dienst een maximumbudget hanteert en dat overschrijding leidt tot uitsluiting van deelname aan de aanbestedingsprocedure. De aanbestedende dienst mocht daarom niet een inschrijving vanwege overschrijding van zijn raming als onaanvaardbaar hoog aanmerken en de betrokken inschrijver uitsluiten.
De aanbestedende dienst had expliciet een beroep gedaan op de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De voorzieningenrechter had dit beroep naar mijn mening scherper mogen verwerpen. Volgens de voorzieningenrechter lagen de feiten in die zaak wezenlijk anders. Dat laat helaas ruimte voor aanbestedende diensten om nog eens hun geluk te beproeven, terwijl de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant principieel onjuist is.
Zie over het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant mijn blog.