Een zeer opmerkelijke uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die in mijn ogen geen navolging verdient:
De prijs van de inschrijver die de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan, is hoger dan het budget van de gemeente. Het budget heeft volgens de voorzieningenrechter te gelden als een 'zorgvuldige raming'. Wanneer de prijs van alle inschrijvers boven het budget zou hebben gelegen, had de gemeente op grond van art. 2.28 lid 1 sub b Aw 2012 een concurrentiegerichte dialoog mogen starten. Maar dat is niet het geval. Wat nu?
De gemeente mag volgens de voorzieningenrechter de inschrijvingen van inschrijvers die hebben ingeschreven met een prijs boven het budget als 'onaanvaardbaar' afwijzen. Dat in de aanbestedingsstukken geen plafondbedrag is opgenomen, doet daar niet aan af. Het budget was te vinden in de openbaar gemaakte begroting van de gemeente. Hadden inschrijvers maar die begroting moeten raadplegen.
Een bestek met bijlagen bestaat al snel uit meer dan 100 pagina's. Je kunt van inschrijvers niet verwachten dat zij daarnaast het internet afstruinen naar relevante informatie. In feite heeft de gemeente een niet vooraf kenbaar gemaakt knock-outcriterium toegepast. Dat is in flagrante strijd met de beginselen van gelijke behandeling en transparantie.
Toegegeven, de gemeente zat in een benarde positie, maar de gekozen oplossing doet te zeer afbreuk aan de gerechtvaardigde belangen van inschrijvers. De voorzieningenrechter heeft daar in mijn ogen te weinig oog voor. De gemeente had de aanbesteding moeten intrekken en de opdracht opnieuw aanbesteden. De introductie van een plafondbedrag had voor de benodigde 'wezenlijke' wijziging gezorgd.
De gemeente heeft het kort geding gewonnen. Maar durft zij de opdracht nu definitief te gunnen? Ik denk dat een schadevergoedingsvordering een goede kans van slagen zou hebben. En als een schadevergoeding moet worden betaald, zal het budget van de gemeente waarschijnlijk alsnog worden overschreden. Dan zijn er alleen maar verliezers.