Soms ervaren ondernemers een aanbesteding als een schrijfwedstrijd. Papier is geduldig. Het is maar afwachten of de inschrijver die bij een aanbesteding als winnaar uit de bus is gekomen, in de praktijk daadwerkelijk de meeste toegevoegde waarde biedt.
Er zijn grenzen aan het doen van beloften om een opdracht binnen te halen. Een inschrijving waarvan op voorhand vaststaat, dat zij niet uitvoerbaar is, is namelijk irreëel. Dit heeft aanbestedingsrechtelijk consequenties, want een irreële inschrijving is ongeldig en moet ter zijde worden gelegd. Een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag biedt hier een voorbeeld van.
De zaak betrof een Europese aanbesteding van suppletiewerken. Inschrijvers moesten in een plan van aanpak aantonen over ten minste één sleephopperzuiger te beschikken. De opdracht was opgedeeld in drie percelen. Inschrijvers mochten op één of meer percelen inschrijven. Inschrijvers die op meer dan één perceel inschreven, moesten over evenzoveel sleephopperzuigers beschikken.
Dat ging bij één inschrijver mis. Hij schreef in op twee percelen, maar in zijn plan van aanpak had hij aangetoond over slechts één sleephopperzuiger te kunnen beschikken. Hierdoor stond op voorhand vast dat hij de opdracht niet conform het contract zou kunnen uitvoeren. Zijn inschrijving was dus irreëel.
De aanbesteder had zelf al in de gaten dat de betrokken inschrijver zijn aanbieding niet kon waarmaken. Hij meende hiervoor een oplossing te hebben gevonden. De aanbesteder stelde de inschrijver in de gelegenheid zijn inschrijving voor één perceel in te trekken. De inschrijver beschikte immers over één sleephopperzuiger en kon dus wel één perceel van de opdracht uitvoeren.
Deze oplossing kan volgens de voorzieningenrechter niet door de beugel. De aanbestedingsdocumenten boden geen mogelijkheid tot gedeeltelijke intrekking van een inschrijving. Maar zonder intrekking konden nooit twee percelen aan de betrokken inschrijver worden gegund. Voor welk perceel zou de enige beschikbare sleephopperzuiger worden ingezet? De aanbesteder had dan een keuze moeten maken. Hierdoor zou hij echter de uitkomst van de aanbesteding kunnen hebben beïnvloed en dat is in strijd met de aanbestedingsrechtelijke beginselen. Volgens de voorzieningenrechter was er maar één passende oplossing; terzijdelegging van de inschrijving.