Een foute koppeling in een prijzenblad, twee inschrijvers die hier ieder op geheel eigen wijze mee omgaan en een aanbesteder die eigenhandig een inschrijving aanpast. Dat zijn de ingrediënten van een interessant vonnis dat de rechtbank Amsterdam kortgeleden heeft gewezen.
De zaak betrof een meervoudig onderhandse procedure voor het vervangen en het onderhoud van een verkeersregelinstallatie. Gegund werd op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding. Inschrijvers moesten voor verschillende posten een prijs opgeven. Het daarvoor te gebruiken prijzenformulier berekende automatisch de totale beoordelingsprijs. Althans dat was de bedoeling, want daar was iets misgegaan. Er zat een fout in een koppeling, waardoor de op te geven prijs voor een van de posten, ‘verkeersmaatregelen’, niet in de totale beoordelingsprijs werd verwerkt.
Hoe ga ja hier als inschrijver mee om? Eén inschrijver had handmatig zijn prijs voor verkeersmaatregelen in de totale beoordelingsprijs verwerkt. Een andere inschrijver had zijn prijs voor verkeersmaatregelen verdeeld over de andere posten. De aanbesteder was dit blijkbaar niet opgevallen. Hij had eigenhandig de automatische berekende beoordelingsprijs van de betrokken inschrijver verhoogd met de prijs die deze inschrijver had opgegeven voor verkeersmaatregelen. Hierdoor eindigde deze inschrijver niet als eerste, maar als tweede in de rangorde. Hij vocht de door de aanbesteder aangebrachte correctie van zijn beoordelingsprijs in kort geding aan.
De aanbesteder wierp in de eerste plaats een zogenaamd ‘Grossmann-verweer op’. De inschrijver had de foute koppeling in het prijzenformulier al voor inschrijving ontdekt. Door de fout niet direct te melden, had de inschrijver zijn recht verwerkt om daarover te klagen, aldus de aanbesteder.
Dit verweer vond geen gehoor bij de voorzieningenrechter. De inschrijver had de foute koppeling pas vlak voor het verstrijken van de inschrijvingstermijn opgemerkt, toen hij bezig was met het invullen van het prijzenformulier. Van de inschrijver kon naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gevergd de fout nog op dit tijdstip te melden. Dat de fout niet eerder, bij het bestuderen van de aanbestedingsstukken, was ontdekt, vond de voorzieningenrechter begrijpelijk.
De aanbesteder betoogde in de tweede plaats dat hij met het verhogen van de beoordelingsprijs van de betrokken inschrijver een kennelijke omissie in zijn inschrijving had hersteld.
De handelswijze van de aanbesteder vond geen genade in de ogen van de voorzieningenrechter. Voor het herstel van een omissie in een inschrijving is alleen plaats, als ten eerste boven redelijke twijfel verheven is dat sprake is van een omissie en ten tweede objectief is vast te stellen wat de betreffende inschrijver wel heeft bedoeld. In dit specifieke geval was volgens de voorzieningenrechter geen sprake van een omissie. De aanbesteder had ten onrechte nagelaten een vraag aan de inschrijver te stellen. De inschrijver had bewust de prijs die hij voor verkeersmaatregelen had opgegeven verdeeld over de andere posten. De aanbestedingsstukken verzetten zich niet tegen deze wijze van inschrijven. Wanneer de door de aanbesteder aangebrachte correctie buiten beschouwing werd gelaten, wijzigde de rangorde in zijn voordeel. De voorzieningenrechter veroordeelde de aanbesteder daarom de opdracht aan hem te gunnen.